openschoten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: openschoten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- open·scho·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
openschieten |
openschoten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van openschieten
- ...dat wij openschoten.
- ...dat jullie openschoten.
- ...dat zij openschoten.
- ...dat wij openschoten.