Naar inhoud springen

openschoot

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 13 jul 2017 om 01:03 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *open·schoot {{-verb-|0}} {{ovt-enk-bijz|o...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • open·schoot
vervoeging van
openschieten

openschoot

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van openschieten
    • ... dat ik openschoot. 
    • ... dat jij openschoot. 
    • ... dat hij, zij, het openschoot.