openlieten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·lie·ten

Werkwoord

vervoeging van
openlaten

openlieten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van openlaten
    • ...dat wij openlieten. 
    • ...dat jullie openlieten. 
    • ...dat zij openlieten.