openlaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·laat

Werkwoord

vervoeging van
openlaten

openlaat

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openlaten
    • ... dat ik openlaat. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openlaten
    • ... dat jij openlaat. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openlaten
    • ... dat hij openlaat.