openbraken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·bra·ken

Werkwoord

vervoeging van
openbreken

openbraken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van openbreken
    • ...dat wij openbraken. 
    • ...dat jullie openbraken. 
    • ...dat zij openbraken.