opíšu

Uit WikiWoordenboek

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /ɔpiːʃʊ/
Woordafbreking
  • o·pí·šu

Werkwoord

opíšu

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het perfectieve werkwoord opsat
Synoniemen