ontzenuw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·ze·nuw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontzenuwen |
ontzenuw
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontzenuwen
- Ik ontzenuw.
- gebiedende wijs van ontzenuwen
- Ontzenuw!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontzenuwen
- Ontzenuw je?