ontvlooi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·vlooi

Werkwoord

vervoeging van
ontvlooien

ontvlooi

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvlooien
    • Ik ontvlooi. 
  2. gebiedende wijs van ontvlooien
    • Ontvlooi! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvlooien
    • Ontvlooi je? 

Gangbaarheid