Naar inhoud springen

ontstal

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 13 jul 2017 om 00:54 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *ont·stal {{-verb-|0}} {{ovt-enk|ontstelen}}')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·stal

Werkwoord

vervoeging van
ontstelen

ontstal

  1. enkelvoud verleden tijd van ontstelen
    • Ik ontstal. 
    • Jij ontstal. 
    • Hij, zij, het ontstal.