ontplooi
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·plooi
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontplooien |
ontplooi
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontplooien
- Ik ontplooi.
- gebiedende wijs van ontplooien
- Ontplooi!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontplooien
- Ontplooi je?