ontmom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·mom

Werkwoord

vervoeging van
ontmommen

ontmom

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontmommen
    • Ik ontmom. 
  2. gebiedende wijs van ontmommen
    • Ontmom! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontmommen
    • Ontmom je?