ontmoedig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·moe·dig
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontmoedigen |
ontmoedig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontmoedigen
- Ik ontmoedig.
- gebiedende wijs van ontmoedigen
- Ontmoedig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontmoedigen
- Ontmoedig je?