ontkleur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·kleur
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontkleuren |
ontkleur
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontkleuren
- Ik ontkleur.
- gebiedende wijs van ontkleuren
- Ontkleur!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontkleuren
- Ontkleur je?