ontferm

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·ferm

Werkwoord

vervoeging van
ontfermen

ontferm

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich ontfermen
    • Ik ontferm me. 
  2. gebiedende wijs van zich ontfermen
    • Ontferm je! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich ontfermen
    • Ontferm je je?