ontboezemden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·boe·zem·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontboezemen |
ontboezemden
- meervoud verleden tijd van ontboezemen
- Wij ontboezemden.
- Jullie ontboezemden.
- Zij ontboezemden.
- Wij ontboezemden.
vervoeging van |
---|
ontboezemen |
ontboezemden