Naar inhoud springen

onderuitgaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·uit·gaat

Werkwoord

vervoeging van
onderuitgaan

onderuitgaat

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitgaan
    • ... dat jij onderuitgaat. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitgaan
    • ... dat hij onderuitgaat.