omstraal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·straal

Werkwoord

vervoeging van
omstralen

omstraal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omstralen
    • Ik omstraal. 
  2. gebiedende wijs van omstralen
    • Omstraal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omstralen
    • Omstraal je? 

Gangbaarheid