omschoolt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·schoolt

Werkwoord

vervoeging van
omscholen

omschoolt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omscholen
    • ... dat jij omschoolt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omscholen
    • ... dat hij omschoolt.