Naar inhoud springen

omlag

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 13 jul 2017 om 00:36 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *om·lag {{-verb-|0}} {{ovt-enk-bijz|omligg...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·lag

Werkwoord

vervoeging van
omliggen

omlag

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omliggen
    • ... dat ik omlag. 
    • ... dat jij omlag. 
    • ... dat hij, zij, het omlag.