omfloers
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·floers
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omfloersen |
omfloers
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omfloersen
- Ik omfloers.
- gebiedende wijs van omfloersen
- Omfloers!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omfloersen
- Omfloers je?