omdoopte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·doop·te

Werkwoord

vervoeging van
omdopen

omdoopte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omdopen
    • ... dat ik omdoopte. 
    • ... dat jij omdoopte. 
    • ... dat hij, zij, het omdoopte.