omdoopt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·doopt

Werkwoord

vervoeging van
omdopen

omdoopt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omdopen
    • ... dat jij omdoopt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omdopen
    • ... dat hij omdoopt.