omblaast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·blaast

Werkwoord

vervoeging van
omblazen

omblaast

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omblazen
    • ... dat jij omblaast. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omblazen
    • ... dat hij omblaast.