odpískal

Uit WikiWoordenboek

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /ɔtpiːskal/
Woordafbreking
  • od·pí·s·kal

Werkwoord

odpískal

  1. mannelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het perfectieve werkwoord odpískat
  2. mannelijk enkelvoud actief deelwoord van het perfectieve werkwoord odpískat