objectiveer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: objectiveer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ob·jec·ti·veer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
objectiveren |
objectiveer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van objectiveren
- Ik objectiveer.
- gebiedende wijs van objectiveren
- Objectiveer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van objectiveren
- Objectiveer je?