neusde af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- neus·de af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afneuzen |
neusde af
- enkelvoud verleden tijd van afneuzen
- Ik neusde af.
- Jij neusde af.
- Hij, zij, het neusde af.
- Ik neusde af.
vervoeging van |
---|
afneuzen |
neusde af