negotieerde
Uiterlijk
- Geluid: negotieerde (hulp, bestand)
- ne·go·ti·eer·de
vervoeging van |
---|
negotiëren |
negotieerde
- enkelvoud verleden tijd van negotiëren
- Ik negotieerde.
- Jij negotieerde.
- Hij, zij, het negotieerde.
- Ik negotieerde.
- Het woord negotieerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.