neerkijkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·kijkt

Werkwoord

vervoeging van
neerkijken

neerkijkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neerkijken
    • ... dat jij neerkijkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neerkijken
    • ... dat hij neerkijkt.