neerdaalt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·daalt

Werkwoord

vervoeging van
neerdalen

neerdaalt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neerdalen
    • ... dat jij neerdaalt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neerdalen
    • ... dat hij neerdaalt.