neerdaalde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·daal·de

Werkwoord

vervoeging van
neerdalen

neerdaalde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van neerdalen
    • ... dat ik neerdaalde. 
    • ... dat jij neerdaalde. 
    • ... dat hij, zij, het neerdaalde.