nawerkte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·werk·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nawerken |
nawerkte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van nawerken
- ... dat ik nawerkte.
- ... dat jij nawerkte.
- ... dat hij, zij, het nawerkte.
- ... dat ik nawerkte.