navulden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·vul·den

Werkwoord

vervoeging van
navullen

navulden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van navullen
    • ...dat wij navulden. 
    • ...dat jullie navulden. 
    • ...dat zij navulden. 

Gangbaarheid