naspeelde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·speel·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
naspelen |
naspeelde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van naspelen
- ... dat ik naspeelde.
- ... dat jij naspeelde.
- ... dat hij, zij, het naspeelde.
- ... dat ik naspeelde.