nareist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·reist
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nareizen |
nareist
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nareizen
- ... dat jij nareist.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nareizen
- ... dat hij nareist.
Gangbaarheid
- Het woord nareist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.