naklonken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·klon·ken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
naklinken |
naklonken
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van naklinken
- ...dat wij naklonken.
- ...dat jullie naklonken.
- ...dat zij naklonken.
- ...dat wij naklonken.