naklinkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·klinkt

Werkwoord

vervoeging van
naklinken

naklinkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naklinken
    • ... dat jij naklinkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naklinken
    • ... dat hij naklinkt.