nagenoot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·ge·noot
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nagenieten |
nagenoot
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van nagenieten
- ... dat ik nagenoot.
- ... dat jij nagenoot.
- ... dat hij, zij, het nagenoot.
- ... dat ik nagenoot.