nageniet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·ge·niet

Werkwoord

vervoeging van
nagenieten

nageniet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nagenieten
    • ... dat ik nageniet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nagenieten
    • ... dat jij nageniet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nagenieten
    • ... dat hij nageniet.