nafloot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·floot
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nafluiten |
nafloot
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van nafluiten
- ... dat ik nafloot.
- ... dat jij nafloot.
- ... dat hij, zij, het nafloot.
- ... dat ik nafloot.