nachtbraakte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nacht·braak·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nachtbraken |
nachtbraakte
- enkelvoud verleden tijd van nachtbraken
- Ik nachtbraakte.
- Jij nachtbraakte.
- Hij, zij, het nachtbraakte.
- Ik nachtbraakte.
vervoeging van |
---|
nachtbraken |
nachtbraakte