nachtbraakte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nacht·braak·te

Werkwoord

vervoeging van
nachtbraken

nachtbraakte

  1. enkelvoud verleden tijd van nachtbraken
    • Ik nachtbraakte. 
    • Jij nachtbraakte. 
    • Hij, zij, het nachtbraakte.