Naar inhoud springen

nabespraken

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 1 jun 2017 om 10:09 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *na·be·spra·ken {{-verb-|0}} {{ovt-mv-bi...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • na·be·spra·ken
vervoeging van
nabespreken

nabespraken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van nabespreken
    • ...dat wij nabespraken. 
    • ...dat jullie nabespraken. 
    • ...dat zij nabespraken.