naastte
Uiterlijk
- naast·te
vervoeging van |
---|
naasten |
naastte
- enkelvoud verleden tijd van naasten
- Ik naastte.
- Jij naastte.
- Hij, zij, het naastte.
- Ik naastte.
- Het woord naastte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.