naamwoordelijk deeltje van het gezegde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- naam·woor·de·lijk deel·tje van het ge·zeg·de
Zelfstandig naamwoord
het naamwoordelijk deeltje van het gezegde o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord naamwoordelijk deel van het gezegde