munitiekistje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mu·ni·tie·kist·je

Zelfstandig naamwoord

het munitiekistjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord munitiekist
    • Zou je rijk willen worden dan moet je je met een oud munitiekistje vol gereedschap en een fietspomp op de hoek van de straat posteren. [1]

Verwijzingen