mondkapje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mond·kap·je

Zelfstandig naamwoord

het mondkapjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord mondkap
  2. (medisch) kapje dat voor de mond wordt geplaatst teneinde inademing van stof of ziekteverwekkers te voorkomen
     Nog geen jaar geleden associeerde je mondmasker en mondkapje met de uitoefening van bepaalde beroepen. Autospuiters en mensen die met gevaarlijke stoffen werken, droegen mond- of zelfs complete gezichtsmaskers. Ook in de medische wereld werden mondmaskers gebruikt, maar die heetten vaak (medische of chirurgische) mondkapjes.[1]
Synoniemen

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 4 februari 2021 Weblink bron
    Ton den Boon
    “De vakterm mondmasker legt het af tegen de zorgterm” (30 september 2020) op Trouw.nl op Wikipedia