minnekoos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • min·ne·koos

Werkwoord

vervoeging van
minnekozen

minnekoos

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van minnekozen
    • Ik minnekoos. 
  2. gebiedende wijs van minnekozen
    • Minnekoos! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van minnekozen
    • Minnekoos je?