minnekoos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- min·ne·koos
Werkwoord
vervoeging van |
---|
minnekozen |
minnekoos
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van minnekozen
- Ik minnekoos.
- gebiedende wijs van minnekozen
- Minnekoos!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van minnekozen
- Minnekoos je?