mineraliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mi·ne·ra·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
mineraliseren |
mineraliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mineraliseren
- Ik mineraliseer.
- gebiedende wijs van mineraliseren
- Mineraliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mineraliseren
- Mineraliseer je?