militariseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·li·ta·ri·seer

Werkwoord

vervoeging van
militariseren

militariseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van militariseren
    • Ik militariseer. 
  2. gebiedende wijs van militariseren
    • Militariseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van militariseren
    • Militariseer je?