militariseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mi·li·ta·ri·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
militariseren |
militariseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van militariseren
- Ik militariseer.
- gebiedende wijs van militariseren
- Militariseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van militariseren
- Militariseer je?