meubileerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meu·bi·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
meubileren

meubileerde

  1. enkelvoud verleden tijd van meubileren
    • Ik meubileerde. 
    • Jij meubileerde. 
    • Hij, zij, het meubileerde.