menstrueer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: menstrueer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- men·stru·eer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
menstrueren |
menstrueer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van menstrueren
- Ik menstrueer.
- gebiedende wijs van menstrueren
- Menstrueer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van menstrueren
- Menstrueer je?